“Sommige mensenrechtenactivisten zijn zo fanatiek. Het lijkt wel alsof ze een heilige oorlog voeren. Wat drijft die mensen? Dat was een van de vragen die ik had toen ik met mijn onderzoek begon”, zegt antropoloog Annette Jansen, die zelf voor allerlei mensenrechtenorganisaties heeft gewerkt. Ze promoveerde op 1 oktober.
Jansen zag de afgelopen vijftien jaar een cultuuromslag: van oudsher waren activisten altijd gericht op vreedzame, geweldloze oplossingen. Daarbij lag de nadruk op het individu: je moest het individu beschermen tegen schending van zijn of haar rechten. Die traditie zie je bijvoorbeeld heel sterk bij Amnesty International.
De nieuwe activisten, die onder de verzamelnaam R2P (Responsibility to Protect) worden gegroepeerd, zijn veel meer gericht op het beschermen van bevolkingsgroepen. Ze hebben het mis zien gaan in Rwanda en in Srebrenica. Daar had de internationale gemeenschap militair moeten ingrijpen om meer bloedvergieten te voorkomen, vinden ze.